Nederlandse taalkunde|Aula,M.C. van den Toorn 9027452458

€ 6,00
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 4,78
200sinds 15 jan. '25, 08:07
Deel via
of

Kenmerken

ConditieZo goed als nieuw
NiveauHoger Onderwijs
Auteurzie beschrijving

Beschrijving

||boek: Nederlandse taalkunde|Taal en taalkunde, de taalkunde als wetenschap|AULA [499]

||door: Aula, M.C. van den Toorn

||taal: nl
||jaar: 1973
||druk: ?
||pag.: 207p
||opm.: pocket|zo goed als nieuw|vergeeld

||isbn: 90-274-5245-8
||code: 1:002216

--- Over het boek (foto 1): Nederlandse taalkunde ---

Dr. M.C. van der Toorn - Nederlandse Taalkunde
Aula, Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973, 207 pp., f 6,-, BF. 98.

In de inleiding van het boek schrijft dr. M. van der Toorn dat het de bedoeling is om een elementaire inleiding te geven tot de taalkunde van het Nederlands. Na lezing van het boek kan men concluderen dat hij daarin volkomen geslaagd is.

Op de van hem bekende heldere wijze behandelt hij achtereenvolgens: De taal en taalkunde, De taalkunde als wetenschap, Hulpmiddelen, Socio-linguïstiek, Fonetiek en fonologie, Spellen en lezen, Vormleer en syntaxis, Taal en logica, Semantiek, De zin van de taalkunde. Ieder hoofdstuk wordt besloten met een lijst literatuuropgaven. Persoonlijk bevielen mij vooral de hoofdstukken over de Sociolinguïstiek en het hoofdstuk over de Vormleer en syntaxis, waarin o.a. een overzicht van de stromingen in de Nederlandse grammatica van H.L. Spieghel (1584) tot en met de 'Beknopte ABN-syntaksis' van P.C. Paardekooper, terwijl er nog een aparte paragraaf gewijd is aan de transformationeel-generatieve grammatica, compleet met voorbeelden en uitwerkingen.

Het laatste hoofdstuk, De zin van de taalkunde, moet iedere docent Nederlands die twijfelt aan het nut van taalkunde-onderwijs, maar eens lezen.

De grote kracht van dit boek is het feit dat Van der Toorn de lezer confronteert met een groot aantal meningen uit heden en verleden, zonder dat hij hem nu een bepaalde mening opdringt, terwijl de lezer a.h.w. spelenderwijs vertrouwd raakt met de gangbare terminologie.

C. Free [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_str005197301_01/_str005197301_01_0080.php]

'Ik dacht van dat zal wel fout zijn' [1998-01-02]

Voor liefhebbers van serieuze Nederlandse-taalkunde zijn dit genotvolle maanden. Uitgevers trakteren hen op de ene surprise na de andere. Eerst een uitgebreide ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst), toen een dito versie van Van Dale's 'Etymologisch woordenboek', en nu een 'Geschiedenis van de Nederlandse Taal'.

Daar zijn er in luttele jaren drie aan voorafgegaan: overzichten van J. M. van der Horst en F. J. Marschall (heel beknopt, 1989/1992), M. van der Wal en C. van Bree (een Aulapocket voor beginnende studenten, 1992) en J. W. de Vries e. a. (kleurrijk en eenvoudig, 1993). In omvang, diepgang en vertoon van geleerdheid worden ze door de nieuweling ruimschoots overtroffen.

Zo'n twintig deskundigen vatten er hun kennis en vermoedens in samen. Het resultaat is een standaardwerk wat de belangstellende amateur stof aanreikt voor jaren studie. Als de vorige zin hem niet bevalt - omdat hij alleen een standaardwerk dat ... wenst te accepteren - kan hij bij redacteur M. C. van den Toorn nalezen dat de constructie met wat, al in de Middeleeuwen aangetroffen, "niet meer als ongrammaticaal kan worden beschouwd".

Het boek deelt het Nederlands in zeven perioden in, elk goed voor een kloek hoofdstuk, en besluit met verhandelingen over het Nederlands in België en het Afrikaans. Er is vrij wat politieke en cultuurhistorie in verwerkt, maar ook de ontwikkeling van het klanksysteem, de woordvorming, de zinsbouw en de woordvoorraad krijgen het volle pond.

Veel zal alleen de vakman doen likkebaarden. Het lot van de o-stammen in het Oudnederlands kan menigeen ongetwijfeld gestolen worden, evenals dat van de leenwoorden uit het Oudfrans in de vroege Middeleeuwen of de ontwikkeling van het onderschikkend voegwoord in de late. Vanaf de 16de eeuw valt er voor de doorsnee-liefhebber meer te savoureren, van bijbelvertalingen tot de opkomst van je en u, en van de geschiedenis van woordenboeken tot de in de 19de eeuw losbrandende spellingstrijd. Het is maar een heel kleine greep uit een hoorn des overvloeds.

Het dichtst bij huis blijft M. C. van den Toorn, een van de eindredacteuren, want hij neemt de twintigste eeuw voor zijn rekening. Als algemene tendensen van onze tijd ziet hij: een groeiende tolerantie op gebieden als uitspraak en woordkeus ('een uitgesteld effect van de Tweede Wereldoorlog'); de opmars van informele taal, tot in de dichtkunst toe; het taaie voortleven van dialecten; en een verzwakking van de standaardtaal die vóór de oorlog niet voor mogelijk was gehouden.

Zo ongeveer alles wat conservatieve taalgebruikers kan ergeren - waaronder de Gooise /r/, de teloorgang van wier, constructies als 'ik dacht van dat zal wel fout zijn' en 'chocola ben ik niet dol op' - bespreekt Van den Toorn zonder de vinger te heffen. Partijkiezen doet hij maar een enkele keer, bijvoorbeeld om de critici van 'kinderbeveiligde sluitingen' en 'lichaamsgevormd verband' te kapittelen. Hun protest heet onterecht, omdat dit soort woordvorming voor een Germaanse taal normaal is en met woorden als doelgericht en noodgedwongen allang is ingeburgerd.

Een waarschuwinkje tot slot. Aan de hedendaagse neiging tot informalisering hebben de schrijvers zelf hardnekkig weerstand geboden. Dit is een boek voor doorbijters, die zich niet laten afschrikken door jargon als: deze zin bevat "een modale operator die door de preteritale vorm een modificerend element aan de propositie toevoegt". Een overzicht van taalkundige termen en begrippen ontbreekt. Een register ook.

De 'Geschiedenis van de Nederlandse taal' is voortgekomen uit een initiatief van P. C. Paardekooper. Wegens meningsverschillen over taalhistorische kwesties trok hij zich later uit het project terug. Wie van deze eigenzinnige taalgeleerde en -politicus niet méér weet dan dat hij 'groter als' verkiest boven 'groter dan' en ooit België uitgezet is, kan nader en aangenaam kennis met hem maken in Liesbeth Koenens 'Het vermogen te verlangen (9 letters)'.

Voor de eerste editie (1990) interviewde Koenen 20 binnen- en buitenlandse experts over taal en taalkunde; in de tweede, net uit, zijn er 15 bijgekomen. Bovendien heeft ze de oudere interviews van deels uitvoerige naschriften voorzien. Koenen, een vlotte schrijfster met kennis van zaken én journalistiek-didactisch talent, geeft een levendige indruk van wat vorsers van Chomsky tot Hugo Brandt Corstius zoal bezighoudt, waaronder de biologische bepaaldheid van het taalvermogen, gebarentaal, versprekingen, het ideaal van een Eurogrammatica, Opperlands, kindertaal, afasie en de macht van verwensingen.

De titel is uiteraard een cryptogram-opgave. Te moeilijk? Troost u met de wetenschap dat zelfs de hoogleraar betekenisleer en maker van puzzelwoordenboeken Verkuyl/Verschuyl in het interview met Koenen het antwoord zo gauw niet kon vinden: taal-kunde.

JAAP DE BERG [bron: https--www.trouw.nl/cultuur/ik-dacht-van-dat-zal-wel-fout-zijn~bd7bfd8e]

--- Over (foto 2): Aula ---

De Aula-reeks is een populair-wetenschappelijke boekenreeks die in 1957 werd gestart door Uitgeverij Het Spectrum in Utrecht als wetenschappelijkere versie van de Prisma Pockets naar het voorbeeld van de Engelse Pelican Books. De reeks omvatte ruim 700 pockets over mens- en natuurwetenschappen, kunst en filosofie.

Het betreft de volgende uitgaven:

...

[bron: wikipedia]

--- Over (foto 3): M.C. van den Toorn ---

Maarten Cornelis van den Toorn (Rotterdam, 4 januari 1929 - Nijmegen, 23 november 2017) was een Nederlands taalwetenschapper, die publiceerde als M.C. van den Toorn.

Van den Toorn studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden en promoveerde in 1955 op het proefschrift Ethics and moral in Icelandic saga literature, over IJslandse letterkunde. Hij was lector aan de Universiteit van Münster en enige tijd docent Nederlands aan Het Nieuwe Lyceum in Hilversum. In 1965 werd hij medewerker aan de Rijksuniversiteit Utrecht, sinds 1972 als lector in de moderne taalkunde van het Nederlands. Vanaf 1974 was hij hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Nijmegen.

Bij zijn emeritaat in 1992 werd hij opgevolgd door Anneke Neijt. Daarna had Van den Toorn als voorzitter van de spellingswerkgroep van de Nederlandse Taalunie een belangrijk aandeel in de spellingswijzigingen van 1996 en 2006.

Publicaties

1972 Zinsdelen, constituenten en zeer diepe struktuur, Assen: Van Gorcum.
1973 Nederlandse taalkunde, Utrecht [etc.]: Het Spectrum.
1973 Nederlandse grammatica, Groningen: Wolters-Noordhoff.
1975 Dietsch en volksch, Groningen: Tjeenk Willink.
1976 Presuppositie en syntaxis, Groningen: Tjeenk Willink.
1978 Methodologie en taalwetenschap, Utrecht [etc.]: Het Spectrum.
1984 Algemene Nederlandse Spraakkunst, Groningen: Wolters-Noordhoff (red.)
1991 Wij melden u den nieuwen tijd: een beschouwing van het woordgebruik van de Nederlandse nationaal-socialisten, 's-Gravenhage: SDU.
1997 Geschiedenis van de Nederlandse taal, Amsterdam: Amsterdam University Press.

Over M.C. van den Toorn

  • Maarten Klein: 'Levensbericht Maarten Cornelis van den Toorn'. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 2018-2019, p.163-171

[bron: wikipedia]

In memoriam Prof. Doctor M.C van den Toorn (1929, overleden 23 nov. 2017) [2017-12-04]

Toen Maarten van den Toorn zich eind jaren negentig te Groesbeek vestigde en kort daarna lid van de Heemkunde Groesbeek werd, had ondergetekende geen idee welk een prominent persoon lid was geworden. Deze had zich wel laten ontvallen neerlandicus en docent Nederlands te zijn geweest, maar verder een en al bescheidenheid. Verheugend was de mededeling dat hij genegen was teksten over de Groesbeekse geschiedenis op spelling te controleren. En van dit aanbod werd onverwijld gebruik gemaakt. De eerste uitgave die met zijn medewerking tot is stand gekomen, verscheen begin 1999 en de tweede eind 1999. Sindsdien is het onafgebroken doorgegaan, in hoog tempo, tot twee weken geleden. Geduldig en nauwgezet heeft hij circa twintig manuscripten en honderden afzonderlijke teksten en artikeltjes nagelezen, om een spelfout met potlood te onderstrepen. Hij lette alleen op de spelling, niet op de stijl of zinsbouw; al zullen zijn tenen weleens krom getrokken zijn. Nooit pochte hij op zijn staat van dienst, die aan het licht gekomen was toen hij in mei 2000 benoemd werd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. De versierselen werden hem overhandigd wegens zijn verdienste voor de Nederlandse taal en als pleitbezorger van de Nederlandse taal in al zijn facetten, waarbij zijn werkterrein zich uitstrekte tot Duitsland en België. Als Nederlands taalwetenschapper werkzaam aan de universiteit van Munster, docent aan het Nieuwe Lyceum in Hilversum, medewerker Rijksuniversiteit Utrecht, hoogleraar Kath. Universiteit Nijmegen tot 1992. Daarna voorzitter van de spellingswerkgroep van de Nederlandse Taalunie en had als zodanig een belangrijk aandeel in spellingswijzigingen van 1996 en 2006. Wegens zijn inzet werd hij benoemd tot erelid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal en - letteren in het Belgische Gent. Van den Toorn was mede -auteur van het lijvige tweedelige standaardwerk Algemene Nederlandse Spraakkunst Band 1 en 2, waarvan de eerste druk in 1984 verscheen en de 2e herziene editie in 1997. Verder was hij vijf jaar jurylid bij het Nationaal Dictee. Het mag dan ook duidelijk zijn dat de Heemkundekring Groesbeek verguld was met zijn lidmaatschap. Meer dan duidelijk zal zijn dat die vereniging en vooral ondergetekende hem veel dank verschuldigd is voor zijn onbaatzuchtige taalkundige medewerking, verleend over een periode van achttien jaar. Zijn heengaan veroorzaakt een niet in te vullen leemte. Maarten van den Toorn zal erg gemist worden.

Mede namens de Heemkundekring Groesbeek

Gerrie G. Driessen (voorzitter) [bron: https--groesbeek.gemeentenieuwsonline.nl/nieuws/algemeen/66137/in-memoriam-prof-doctor-m-c-van-den-toorn-1929-overleden-23-nov-2017-]

'Taalkunde is veel meer dan zinsontleding' - Interview met emeritus hoogleraar Nederlandse Taalkunde dr. M.C. van den Toorn

Achttien jaar lang was Maarten van den Toorn hoogleraar Nederlandse Taalkunde in Nijmegen. Bekend is hij van de bestsellers Nederlandse taalkunde en Nederlandse grammatica. Hij stond aan de wieg van de ANS (de Algemene Nederlandse Spraakkunst) en schreef onder andere over het taalgebruik van de nationaal-socialisten en over nieuwe trends in het Nederlands van de twintigste eeuw. Een gesprek met een volbloed neerlandicus die de polemiek niet schuwt.

'Invloed? Nee, ik geloof niet dat ik veel invloed heb gehad.' Het klinkt bescheiden uit de mond van de man wiens boeken elke student Nederlands heeft leren kennen. 'Ik ben namelijk niet van een bepaalde school. En ik ben ook niet zo'n vreselijke specialist. Ik voel me bovenal neerlandicus. De letterkunde heeft ook altijd mijn warme belangstelling gehouden.' Maarten van den Toorn was tot 1992 hoogleraar Nederlandse Taalkunde in Nijmegen. Hij heeft zich na zijn emeritaat weer gestort op de saga's uit de Oudijslandse literatuur, een onderwerp waarop hij ooit promoveerde. 'Oude liefde roest niet.'

Veelzijdig actief

Met zijn Aula-pocket Nederlandse taalkunde bereikte Van den Toorn in de jaren zeventig een groot publiek. In nauwelijks tweehonderd bladzijden laat hij leken en beginnende neerlandici kennismaken met het vakgebied taalkunde. Hij stelt er ook de zin van het schoolvak taalkunde aan de orde.

Voor docenten-in-opleiding schreef hij Nederlandse grammatica. Van den Toorn was 22 jaar studieleider bij de MO-opleiding Neerlandistiek. Van 1974 tot 1992 was hij hoogleraar Nederlandse Taalkunde in Nijmegen. Hij was redacteur van verschillende vaktijdschriften, was betrokken bij het 'Nederlands extra muros' (de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten) en vormde met Guido Geerts en Jaap de Rooij de hoofdredactie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS).

In Wij melden u den nieuwen tijd (1991) beschreef hij het woordgebruik van de NSB'ers. Van den Toorn geldt als kenner van nieuwe ontwikkelingen in het Nederlands. Hij schreef het hoofdstuk over het Nederlands na 1920 in het omvangrijke Geschiedenis van de Nederlandse taal (1997) en verrichtte studie naar de taal van het NOS-journaal.

Binnen de neerlandistiek bekleedde Van den Toorn tal van functies. Hij zat in de commissie die moest adviseren over de spellingherziening. En nog steeds is hij actief op dit gebied; momenteel is hij voorzitter van de commissie die de totstandkoming van een nieuw Groen Boekje (eind 2005, begin 2006) begeleidt. Ook maakte hij vijf jaar lang deel uit van de jury van het Groot Dictee. 'Ik ben ermee gestopt. Voor je het weet, word je vereenzelvigd met dat dictee. Dat wilde ik niet. Het blijft een spelletje. Je moet de spelling niet al te serieus nemen.'

Gekkigheid

Van den Toorn maakte naam met het toegankelijke Nederlandse taalkunde (Aula-pocket, verschenen in 1973, sindsdien geregeld herdrukt en herzien) en Nederlandse grammatica, een leerboek voor aankomende docenten Nederlands (ook uit 1973, ook geregeld heruitgegeven). Als hoogleraar leidde hij achttien jaar lang neerlandici op en deed hij veel taalkundig onderzoek, met de nadruk op morfologie (woordvorming) en lexicologie (woordenschat en woordenboeken). 'Aan de universiteit moet je onderzoek doen. Maar ik heb het geven van onderwijs altijd als een zegen ervaren. Als mensen zich alleen maar met onderzoek bezighouden, krijg je allerlei gekkigheid, zoals in Het Bureau van Voskuil. Aan de universiteit word je daarvoor behoed doordat je altijd contact hebt met studenten.'

'In mijn onderzoek heb ik me vooral gericht op de hedendaagse geschiedenis van het Nederlands. Wat zijn de kenmerken van het Nederlands van nu? Ik heb me verder verdiept in de morfologie. Interessant is bijvoorbeeld de vraag welke tussenklanken wij gebruiken in samenstellingen. Wanneer komt er nu een s, wanneer e(n) en wanneer helemaal niets? Het gaat er niet om of er een e of en komt, dat is puur een spellingkwestie.'

Voor de keus wel of geen tussen-s bestaat toch niet echt een vuistregel?

'Dat klopt. Maar hoe komt dat? Misschien hebben er in de loop van de tijd verschillende tendensen bestaan. Neem een woord als zon. Je hebt zonneschijn, zonlicht en zonsverduistering. Of het woord schaap, dat kent ook drie verschillende vormen in samenstellingen: en, s en geen tussenklank. Je zegt "schapenvlees", "schaapskooi", maar "schaapherder". Wellicht gaat dit terug op verschillende perioden in de taal, waarin een bepaalde verbindingsklank de voorkeur kreeg. En daardoor is er een onregelmatigheid ontstaan waarop je geen regel kunt baseren.'

Paradox

Van den Toorn hield zich vooral bezig met de 'beschrijvende' taalkunde. Een exponent van dat werk is de monumentale ANS, de Algemene Nederlandse Spraakkunst, waarvan de eerste editie in 1984 verscheen (de tweede dateert van 1997). Wat Van Dale is onder de woordenboeken, is de ANS onder de grammatica's. 'De ANS is voortgekomen uit de neerlandistiek in het buitenland. Jaap de Rooij, lector in Zweden, nam het initiatief. Met hem en met de Leuvense hoogleraar Guido Geerts vormde ik de hoofdredactie. Het was echt een groot project.'

'De ANS is verwelkomd en verguisd. Het boek doet het goed in de neerlandistiek in het buitenland. Universitaire taalkundigen in Nederland kunnen er niet zoveel mee, hoewel ze er wel veel materiaal uit halen. De ANS geeft geen regels en berust niet duidelijk op een theorie. We hadden het veel theoretischer kunnen maken, maar dan was het alleen toegankelijk geweest voor een kleine groep van specialisten.'

'Het boek is bedoeld voor het algemene publiek. De paradox is dat de ANS dat publiek niet zo goed bereikt. Het is voor veel mensen een salontafelboek. Maar wat kan iemand erin vinden? Je kunt in zo'n boek pas wat vinden als je weet wat je zoekt. Dat is voor niet-taalkundig geschoolden moeilijk. Dat komt doordat het onderwijs in de taalkunde op de middelbare school veel te wensen overlaat.'

U leverde in uw artikelen vaak kritiek op dat onderwijs. Wat voor taalkundeonderwijs voor twaalf-tot achttienjarigen staat u voor ogen?

'Zinsontleding is een belangrijk onderdeel, maar taalkunde is veel meer dan zinsontleding. Je zou een soort algemene taalwetenschap moeten geven, zo'n beetje de onderwerpen die mijn pocket Nederlandse taalkunde behandelt. Bijvoorbeeld sociolinguïstiek: het verband tussen taalgebruik, individu en samenleving.

"Misschien loop je achter als je nu iets "gaaf" noemt. Dat is leuk om uit te zoeken. Op die manier betrek je leerlingen bij het vak taalkunde."

En dan op een manier waarbij je de leerlingen er direct bij betrekt. Ik heb dat met studenten vaak zo aangepakt: ik gaf ze de opdracht de volgende keer naar college te komen met alle nieuwe woorden die ze in kranten en tijdschriften hadden gelezen of via tv en radio hadden gehoord. Als je die inventariseert, ontdek je dat er nogal wat nieuwe woorden zijn die vooral door jongeren gebruikt worden. Dan kun je gaan praten over "jeugdtaal". Die verschilt per schooltype en per regio, maar ook per periode. Op een gymnasium is de taal van de scholieren anders dan op een havo. En op een havo in de Betuwe is die anders dan op een havo in een buitenwijk van Nijmegen. Sommige woorden worden opeens heel veel gebruikt, maar raken ook snel weer in onbruik. Misschien loop je achter als je nu iets "gaaf" noemt. Dat is leuk om uit te zoeken. Op die manier betrek je leerlingen bij het vak taalkunde.'

Het pedagogisch adagium 'aansluiten bij de belevingswereld van het kind'. Dat wordt volgens u te weinig gedaan?

'Ik denk het wel. Bij zinsontleding is dat ook vrij moeilijk. Maar neem nu ambiguïteit, de dubbele betekenis die woorden en zinnen kunnen hebben. Bij moppen maakt men vaak gebruik van die eigenschap van taal. Als je een ambigue zin gaat ontleden, kun je laten zien waar ambiguïteit op gebaseerd is.

Herrie

U hebt ooit geschreven: 'Op het onbevoegd uitoefenen van de taalkunde staat geen straf.' Wat wilde u daarmee zeggen?

'Die uitspraak is helemaal verkeerd begrepen en dat heeft een hoop herrie gegeven. Kijk, er wordt veel lariekoek over taal te berde gebracht. Ik wilde laten zien dat het heel nuttig is een beetje elementaire taalkundige kennis bijgebracht te krijgen op de middelbare school, zodat mensen geen onzin over taal gaan uitkramen.'

Wat voor onzin bedoelt u precies?

'Ach, dan schrijft iemand in de krant dat Nederlands de moeilijkste taal is. Kinderen moeten op school leren dat je over zulke zaken alleen in relatieve termen kunt spreken. Of neem de uitspraken over taalverloedering en taalverarming die je regelmatig hoort. Mensen moeten leren dat taal verandert, en ze moeten inzicht krijgen in dat proces van verandering. Dan zullen ze begrijpen dat taalverandering meestal geen verarming is.'

Bent u iemand die felle reacties uitlokt? Zoekt u de polemiek?

'Er klinkt in mijn stukken misschien nauwelijks verholen ergernis door. Als mensen van naam, zoals wijlen W.F. Hermans, onzin schrijven over taal, dan kan ik dat niet goed hebben en doe ik misschien een beetje hatelijk.'

'Veel mensen kunnen uitstekend een auto besturen, maar dat wil nog niet zeggen dat ze verstand hebben van wat zich onder de motorkap afspeelt. Zijn daar problemen mee, dan ga je naar de vakman.'

'Je moet weten waar je het over hebt en hoe je je moet uitdrukken, ook als je over taal schrijft. Ik heb de vergelijking gemaakt met een auto. Veel mensen kunnen uitstekend een auto besturen, maar dat wil nog niet zeggen dat ze verstand hebben van wat zich onder de motorkap afspeelt. Zijn daar problemen mee, dan ga je naar de vakman.'

Maar er zijn toch genoeg 'leken' die heel zinnige dingen over taal kunnen zeggen, alleen al doordat zij ervaren schrijvers of sprekers zijn.

'Hermans was een goed stilist, maar zijn opmerkingen over taal raakten kant noch wal. Hij heeft zich heel denigrerend uitgelaten over de teksteditie van de Max Havelaar, maar van teksteditie had hij geen verstand. Hij vond dat de meervouden effecten en twijfels niet bestaan. En hij noemde iedere afkorting van woorden klakkeloos een "apocope". Ten onrechte. Apocope is een taalhistorisch verschijnsel waarbij de slotlettergreep verdwijnt of wordt "geapocopeerd". Zo is bed uit bedde ontstaan.'

Aanrader

U hebt u ook beziggehouden met de geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw. Wat zijn opvallende veranderingen in het hedendaagse Nederlands?

'Daarbij moet je niet alleen denken aan nieuwe woorden en uitdrukkingen, maar ook aan morfologische vernieuwingen, bijvoorbeeld van het type computergestuurd. Dat is een zelfstandig naamwoord in combinatie met een voltooid deelwoord; andere voorbeelden zijn tijdgebonden, vetbeperkt, kinderbeveiligd. Verder constateer ik een opmars van de zogenoemde nulderivaten: kinderopvang, aanpak van voetbalvandalisme, doorstroom van studenten. Het gaat dan om stammen van samengestelde werkwoorden.'

'Populair zijn ook afleidingen op -er. Die bestaan al heel lang, maar nieuw is dat ze nu een passieve betekenis hebben. Een "aanrader" is niet iemand die iets aanraadt, maar dat wat aangeraden wordt. Een "bijsluiter" is iets wat bijgesloten wordt en niet iemand die bijsluit. En een "meezinger" zingen we allemaal mee.'

Verzamelt u die stelselmatig?

'Ja, ik noteer ze wel als ik ze tegenkom. Ik lees de avondkrant met een potlood in de hand.'

U deed ook onderzoek naar het taalgebruik van de nationaal-socialisten. Vanwaar deze specifieke belangstelling?

'Door mijn interesse voor de Tweede Wereldoorlog, die ik vrij bewust heb meegemaakt. De nationaal-socialisten waren nota bene erg gekant tegen germanismen. Op hun manier waren NSB'ers "goede vaderlanders". Ze hadden in Volk en vaderland een rubriek met de rare naam "de Taalhark". Daarin stond hoe je dingen moest zeggen. Ze probeerden purismen in te voeren zoals opsteller in plaats van redacteur.'

'Door onderzoek naar het taal- en woordgebruik van politici kun je, ook nu, een bepaalde trend ontdekken. Als er iets aan de hand is, met "bolletjesslikkers" bijvoorbeeld, hoor je een parlementslid zeggen: "Het kan niet zo zijn dat in dit land..." en daarna een hele tirade. In dit land komt vooral uit VVD-mond. Laatst hoorde ik Rosenmöller van GroenLinks binnen een paar zinnen wel tien keer de samenleving zeggen. Er zijn woorden en zinswendingen die binnen een bepaalde partij heel frequent zijn en daar kun je aardig onderzoek naar doen.'

Dus we kunnen binnenkort iets van u verwachten over de taal van de verkiezingen van dit jaar?

'Nou nee, met het taalgebruik van politici houd ik me niet meer zo bezig. Ik verdiep me in zo'n onderwerp als het woordgebruik van de NSB'ers of van het NOS-journaal, maar op een zeker moment ben ik ermee klaar.'

U bent niet monomaan.

'Helemaal niet. Ik ben misschien te ongedurig. Ik ga me na verloop van tijd weer op iets anders storten. Als wetenschapper kun je helemaal bezeten zijn van één onderdeel, maar dan kun je ook gek worden. Ik ben geen vakidioot.'

Jan Erik Grezel [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_taa014200201_01/_taa014200201_01_0096.php]

Overleden: M.C. van den Toorn (4 januari 1929 - 23 november 2017) [2017-11-26]

Ons bereikt het bericht dat de taalkundige M.C. (Maarten) van den Toorn afgelopen donderdag in zijn woonplaats Nijmegen overleden is.

Van den Toorn studeerde Nederlands in Leiden en was daarna jarenlang verbonden aan het Instituut De Vooys van de Universiteit Utrecht. In 1974 werd hij benoemd als hoogleraar Nederlandse Taalkunde aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij publiceerde onder andere een veel bestudeerde Nederlandse Grammatica (Prisma, 1973), een leerboek over de Nederlandse taalkunde en een studie over de taal van het nationaal-socialisme. Ook stond hij aan de basis van de Algemene Nederlandse Spraakkunst.

Van den Toorn was een neerlandicus van de oude stempel, die het vak nog in zijn geheel had kunnen overzien voor het gaandeweg specialistischer werd. Hij bleef zijn hele leven ook belangstelling houden voor de letterkunde en hij hechtte er ook aan zich helder uit te drukken. Tegelijkertijd was hij sceptisch over het bestaan van dat vak: zijn afscheidscollege was getiteld De eenheid van de neerlandistiek, en hoewel Van den Toorn betwistte dat er ooit zo'n eenheid was geweest, pleitte hij wel voor meer streven naar gezamelijkheid.

Bovenal was Van den Toorn zelf natuurlijk een taalkundige, die zijn vak goed bijhield, en die ook op de hoogte was van moderne ontwikkelingen, zoals de Chomskyaanse taalwetenschap. Bekend is zijn artikel over 'De methode Paardekooper', waarin hij de bekende grammaticus respectvol bekritiseerde vanwege diens gebrek aan theoretisch kader. Tegelijkertijd was Van den Toorn in zijn eigen werk toch ook vooral een eclecticus die het moest hebben van goede inzichten, los van strakke theoretische kaders.

Bij dit alles was Van den Toorn een zeer beminnelijk mens die tot deze week geïnteresseerd bleef in het vak; ook in de jonge mensen die erin werkzaam waren.

Marc van Oostendorp [bron: https--neerlandistiek.nl/2017/11/overleden-m-c-van-den-toorn-4-januari-1929-23-november-2017]

Maarten van den Toorn 4 januari 1929 - 23 november 2017 [2017-11-29]

51 jaar geleden, 19 jaar oud, begon ik in Utrecht, bij het Instituut De Vooys, Emmalaan 29, aan de studie Nederlands. Direct voelde ik in de gangen van dat statige pand een bijzondere sfeer, een magische sfeer van wetenschap die gecreëerd werd door de fantastische docenten die er toen waren: Gerritsen, Sötemann, Van den Berg, Koelmans, Vermeer en Van den Toorn. De neerlandistiek, zo voelde ik in de bibliotheek en collegezalen, was een bijna heilige wetenschap, je was een bevoorrecht student als je in de Nederlandse taal- en letterkunde ingewijd mocht worden.

M.C. van den Toorn was vanaf de eerste week mijn favoriete docent en dat kwam vooral door zijn vlotte, enthousiaste wijze van les geven. Hij gaf aan ons eerstejaars een stoomcursus zinsontleding, waarbij hij alle zinsdelen en woordsoorten in twee uur tijd besprak, waarna we tot Kerst Potgieters onmogelijke terzinen uit zijn lange gedicht Florence gingen ontleden. Daarnaast gaf hij colleges Middelnederlands en Zeventiende-eeuws. Als student hoefde je je geen moment te vervelen. Van den Toorn gaf zijn colleges met een flinke vaart en op gepaste tijden met zijn bijzondere humor. Na elk college had je het gevoel echt iets geleerd te hebben en na afloop van de collegereeks voelde je dat er nog heel, heel veel gedaan moest worden, dat de taalwetenschap nog maar aan het begin stond, een gevoel dat versterkt werd door de opkomst halverwege de jaren zestig van Chomsky's generatieve grammatica, die in Utrecht geïntroduceerd werd door Van den Toorns vriend Henk Schultink, hoogleraar Algemene Taalwetenschap. Van den Toorn was een van de eerste taalkundigen die zich lieten inspireren door Chomsky's ideeën. In zijn discussie met Paardekooper over het naamwoordelijk gezegde halverwege de jaren zestig gebruikt hij 'transformaties' om aan te tonen dat de traditionele onderscheiding naamwoordelijk gezegde/werkwoordelijk gezegde een formele basis heeft, iets wat Paardekooper trachtte te weerleggen. Met die onderzoeksstrategie had hij succes: in de jaren die volgden zou hij hetzelfde doen ten aanzien van de bepaling van gesteldheid, het meewerkend voorwerp en voorzetselvoorwerp. Een Chomskyaan door dik en dun is Van den Toorn nooit geworden, hij hield zeker wel van theorie, maar niet te veel. Zodra de theorie dogmatische trekjes begon te krijgen en een soort geloofsleer werd, hield hij het voor gezien: 'Ik moet er niet aan denken' vertelde hij in een interview in 1992, 'dat ik in Hoog Catharijne 'Chomsky's Getuigen' tegenkom die met strakke gelaten Syntactic Structures tegen hun borst houden.' Na 1980 keerde hij eigenlijk weer terug naar de descriptieve taalkunde, waarbij hij zich vooral bezighield met morfologische problemen.

Na mijn kandidaats in 1969 ben ik student-assistent geworden, een droombaan destijds. M.C. van den Toorn werd voor mij toen Maarten. Hij gooide mij meteen in het diepe: ik moest college geven aan de doctoraalstudenten over Chomsky's Aspects of the theory of syntax, in die jaren hét toonaangevende werk op het gebied van de syntaxis. Ik heb Maarten toen leren kennen als een uitstekend begeleider, als een heel inspirerende leermeester, altijd bereid tot het geven van opbouwende kritiek. Zijn doctoraalcolleges werden gekenmerkt door samenwerken: samen nadenken, samen puzzelen over de zinsbouw van onze taal, die wij dagelijks gebruiken, maar die bij nadere beschouwing vol onontwarbare raadsels zit. Deze buitengewoon creatieve, Utrechtse periode culmineerde in 1973 in zijn Nederlandse Grammatica, een werk dat vele malen herdrukt is. De traditionele grammatica in de oneven hoofdstukken krijgt een theoretische onderbouwing à la Chomsky in de even hoofdstukken. In hetzelfde jaar verscheen bij Het Spectrum in Utrecht in de Aulareeks zijn Nederlandse taalkunde, een elementaire inleiding tot de taalkunde van het Nederlands, en ook dit boekje werd een groot succes. Een jaar na de publicatie van deze boeken werd Maarten benoemd tot hoogleraar in de Nederlandse taalkunde aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, toen nog Katholieke Universiteit Nijmegen geheten, en hij is dat gebleven tot 1992.

Maarten was een veelzijdig neerlandicus, die niet alleen talloze artikelen en boeken publiceerde over syntaxis en morfologie van het Nederlands, maar ook over literaire onderwerpen: de taal van Couperus, over Marcellus Emants en de Germaanse oudheid, over Rhijnvis Feith, over de IJslandse saga. In 1991 verscheen zijn grote taalhistorische studie Wij melden u den nieuwen tijd, een beschouwing van het woordgebruik van de Nederlandse nationaal-socialisten, een studie die voortgekomen is uit Maartens fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog. 'Het was een heel gekke tijd' vertelde hij in 1992. 'De NSB'ers die langs de deur gingen en Volk en Vaderland uitventten en zich allerlei ellende op de hals haalden voor een ideologie die toch stapelgek was, dat fascineerde me. Ik snapte het niet, ik heb het nooit gesnapt dat ze uit overtuiging landverraders wilden worden.'

Maarten was door zijn veelzijdigheid, door zijn grote werkkracht en door zijn creativiteit voor velen een inspirerende hoogleraar. Hij was een Einzelgänger - een typering van hemzelf -, maar, voeg ik er in haast aan toe: een zeer sociale Einzelgänger. Hij was vrijwel altijd aanwezig bij de taalkundelezingen in het Erasmusgebouw op vrijdagmorgen en nam graag deel aan de discussies, altijd op een positieve wijze. Ook bleef hij met veel belangstelling de ontwikkelingen binnen de letterkunde en de taalbeheersing volgen. De eenheid van de neerlandistiek lag hem na aan het hart: de taalkunde kon profiteren van de letterkunde, en de letterkunde van de taalkunde. Dat die twee in de afgelopen vijftig jaar uit elkaar gegroeid zijn, betreurde hij zeer.

Drie weken geleden, op 8 november, heb ik Maarten weer eens een stukje gestuurd over een syntactisch onderwerp met de gebruikelijke vraag of hij het met mij eens was. Op dezelfde dag, bijna per kerende post, mailde hij mij zijn antwoord: 'Je hebt helemaal gelijk. Ik kan je betoog volledig onderschrijven.' Gelooft u mij, ook al ben ik zelf inmiddels de zeventig gepasseerd, ik was, als altijd, als een student zo dankbaar, dat mijn Grote Leermeester mijn stukje had goedgekeurd. Helaas, voor het laatst.

Wat blijft zijn de vele dierbare herinneringen aan een vriend, collega en een neerlandicus van groot formaat.

Maarten Klein [bron: https--neerlandistiek.nl/2017/11/maarten-van-den-toorn-4-januari-1929-23-november-2017]
Zoekertjesnummer: m2223477260
Bekijk ook deze
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...