De slangestaf v asklepios symbool vd geneeskunde|J. Schouten

€ 10,00
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 4,94
70sinds 4 nov. '24, 21:40
Deel via
of

Kenmerken

ConditieZo goed als nieuw
Jaar (oorspr.)1963
Auteurzie beschrijving

Beschrijving

||boek: De slangestaf van asklepios symbool der geneeskunde|J. Schouten|Brocades-Stheeman & Pharmacia

||door: Jan Schouten

||taal: nl
||jaar: 1963
||druk: 2e druk
||pag.: 213p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw|zonder flap

||isbn: N/A
||code: 1:002610

--- Over het boek (foto 1): De slangestaf van asklepios symbool der geneeskunde ---

Asklepios (gelatiniseerd als Asclepius), Aisklapiós (gelatiniseerd als Aesculapius) is in de Griekse mythologie de god van geneeskunde en genezing.

Achtergrond

Hij was de zoon van Apollo en Coronis. De zwangere Coronis was echter al verliefd op de sterfelijke Ischys. Apollo doodde zijn ontrouwe geliefde en transformeerde (volgens Ovidius) de witte raaf die het nieuws had overgebracht in een zwarte. Hij onttrok het kind aan het lichaam van de dode moeder en Asklepios kwam in Epidaurus ter wereld. Asklepios werd door Apollo toevertrouwd aan de wijze centaur Chiron, die hem onderwees in de geneeskunde. Asklepios bleek echter zo getalenteerd dat hij in staat was doden tot leven te wekken, een bekwaamheid die hij meerdere malen zou hebben toegepast (onder meer op Theseus' zoon Hippolytus). Zeus vond echter dat het opwekken van de doden een aantasting was van de orde en hij doodde Asklepios met zijn bliksem. Apollo nam echter wraak door de Cyclopen (de vervaardigers van Zeus' bliksemschichten) te doden. Apollo werd bestraft en moest zich één jaar ten dienste stellen van een sterfelijke, Admetus, maar hij was wel in zijn opzet geslaagd aangezien Zeus Asklepios opnieuw tot leven riep.

Bij Homerus is hij nog geen god, maar een kundig arts; pas vanaf de 5e eeuw v.Chr. wordt hij vereerd als de god van de geneeskunst.

De drie dochters van Asklepios waren Hygieia (godin van de gezondheid), Achelois (godin van de maan en pijnstilling) en Panacea (godin van de geneesmiddelen). Hij zou ook twee zonen hebben gehad, de bekwame geneesheren Podalirius en Machaon (genoemd door Homerus in de Ilias). Ook de bekende arts Hippocrates werd beschouwd als een afstammeling van Asklepios.

Wat precies de waarheid is, is onzeker. Of Asklepios ook daadwerkelijk in Epidaurus heeft gewerkt, is iets uit de overlevering. In Epidaurus is zeker een kuuroord geweest en waarschijnlijk een van de eerste georganiseerde ziekenhuizen waarvan men het bestaan weet. De legende wil dat men naar Epidaurus ging als men ziek was. Wanneer men in een droom een slang zag, was men genezen (zie ook de Asklepioscultus in Epidaurus). Zodoende wordt Asklepios meestal afgebeeld met een staf waar een slang omheen kronkelt, de asklepiosstaf of esculaap. Het is al sinds eeuwen het symbool voor artsen. Ook voor apothekers wordt dit symbool gebruikt, met bovenaan de asklepiosstaf een schaal, waar de slang uit gevoed wordt. Deze schaal is het symbool van Hygieia, de godin van de gezondheid en dochter van Asklepios.

Verering

Het heiligdom van Asklepios wordt gekenmerkt door een tempel waaronder een labyrint is gebouwd, waarin slangen werden gehouden.

Op diverse plaatsen in Griekenland zijn overblijfselen van heiligdommen, gewijd aan Asklepios, zoals het Asklepieion op het Griekse eiland Kos, maar ook in Epidaurus en Trikala, en in Pergamon (Klein-Azië).

[bron: wikipedia]

De god Asclepius en de esculaap - Griekse-Romeinse god van de geneeskunst [2021-11-11]

Bij dokters, apothekers en op medicijnverpakkingen is geregeld een esculaap te zien: een staf met een daaromheen kronkelende slang. De esculaap is ook opgenomen in het logo van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Het internationale symbool van de geneeskunde verwijst naar Asclepius, de Griekse-Romeinse god van de geneeskunst.

Geboorte

Asclepius (ook wel Asklepios) was volgens de Griekse mythologie een zoon van de god Apollo en de koningsdochter of waternimf Coronis. Toen Apollo op een dag zijn oog op deze prinses liet vallen terwijl zij aan het baden was, besloot hij aan haar te verschijnen. Nadat de twee met elkaar hadden geslapen verdween Apollo weer, maar niet voordat hij een witte kraai opdracht had gegeven over Coronis te waken. De koningsdochter was op dat moment al verliefd op een man genaamd Ischys. Hoewel ze zwanger was geraakt van Apollo, deelde ze toch het bed met deze minnaar. Toen Apollo korte tijd later door de witte kraai op de hoogte werd gebracht van deze ontrouw, ontstak hij in woede. Hij vervloekte de kraai om zijn slechte boodschap waardoor deze vogels voortaan altijd zwart zouden zijn. Ook Coronis ontkwam niet. Apollo huilde uit bij zijn zuster Artemis die uit woedde vervolgens haar pijlen afschoot op de koningsdochter. Coronis overleed aan haar verwondingen. Apollo kreeg spijt toen hij zijn geliefde op de brandstapel zag liggen, maar kon niets meer voor haar betekenen. Wel verwijderde hij voordat het lichaam van Coronis door de vlammen werd verteerd het lichaam van zijn nog levende zoon uit haar schoot.

Geneeskunst

Apollo gaf zijn zoon de naam Asclepius en vertrouwde hem toe aan de zorgen van Chiron, een centaur die geroemd werd om zijn wijsheid en kennis en ook bekendheid verwierf als leraar van grootheden als Achilles, Actaeon, Jason, Castor en Polydeuces. De centaur bracht de zoon van Apollo medische kennis bij waardoor Asclepius zich uiteindelijk ontwikkelde tot de Griekse god van de geneeskunst. Op den duur had de god zoveel medische kennis dat Zeus vreesde dat hij voor de mensheid ook de dood zou overwinnen. Daarmee zou het goddelijke monopolie op de onsterfelijkheid worden aangetast. Toen Asclepius op een dag inderdaad een patiënt uit de dood opwekte, strafte de oppergod hem door zijn bliksemstralen op hem te laten neerdalen. Hierna werd hij als het sterrenbeeld Slangendrager aan de hemel geplaatst.

Apollo nam wraak voor de dood van zijn zoon door de Cyclopen te doden, die de bliksemschichten Voor Zeus hadden gemaakt. Als straf dwong de oppergod Apollo vervolgens om een jaar lang voor de sterfelijke koning Admetus te werken.
Verering

De oude Grieken kenden Asclepius aanvankelijk als een zeer kundige menselijke arts, die vermoedelijk ergens rond 1200 v.Chr, leefde en afkomstig was uit Thesallië. Homerus omschrijft hem in de Ilias als vader van twee Griekse artsen in Troje, Machaon en Podalirius.

Asclepius werd pas relatief laat, vanaf ongeveer de vijfde eeuw voor Christus, als de god van de geneeskunst vereerd. Dit met name in Epidaurus op de Peloponnesus. De god werd vaak afgebeeld met een staf waarom een slang gekronkeld was en met aan zijn voeten soms een hond. Dit laatste dier stond symbool voor de waakzaamheid en aan de slang werden geneeskundige krachten toegedicht, vermoedelijk vanwege zijn vermogen om jaarlijks te vervellen, een symbool van levenskracht. Asclepius had ook drie bekende dochters: Hygieia, de godin van de gezondheid, Panacea, godin van de geneesmiddelen en Achelois, de godin van de maan en de pijnstilling.

Medische scholen, vaak verbonden aan tempels, werden onder de naam Asklepieia aan Asclepius gewijd. De oudst bekende en drukst bezochte tempel bevond zich in Epidaurus, maar ook op andere plekken in Griekenland, waaronder in Athene, verrezen dit soort geneeskundig centra. Zieken trokken naar deze Asklepieia en hoopten beter te worden wanneer ze een nacht in de tempels doorbrachten. Ook werden zieken bij deze tempels behandeld door priester-genezers, de zogeheten Asklepiaden.

Bij de Romeinen werd Asclepius ook vereerd. Volgens de overlevering lieten deze in 293 v.Chr. tijdens een pestuitbraak zelfs een heilige slang vanuit Epidauros naar Rome overbrengen in de hoop dat dit verlichting zou bieden.

Esculaap

De staf met slang is al eeuwen een symbool van artsen en verwijst dus naar Asclepius. Vroeger hadden veel artsen plaatjes op hun voertuigen met daarop een esculaap. Hier hingen enkele voorrechten aan vast. Zo konden artsen bijvoorbeeld voorrang krijgen in het verkeer, met hogere snelheid rijden en vrij parkeren. Tegenwoordig gelden deze voorrechten niet meer en is ook de esculaap minder vaak in of op auto's te zien, ook omdat huisartsen veel minder visites rijden dan vroeger.

De naam van Asclepius is ook terug te vinden in de zogeheten Eed van Hippocrates, die tot begin deze eeuw werd uitgesproken door Nederlandse artsen om aan te geven dat ze bepaalde beroepsregels zouden handhaven.

Caduceus

De esculaap wordt soms verward met de caduceus, een oud symbool van de Griekse god Hermes (Mercurius), bestaande uit een staf met daaromheen twee slangen. Deze herautenstaf werd in het oude Griekenland door koeriers of onderhandelaars gebruikt voor ongehinderde doorgang. In de Verenigde Staten wordt de caduceus vaak gebruikt als medisch symbool. Aan de bovenzijde van de staf zijn vaak twee vleugels te vinden, als verwijzing naar Hermes, de boodschapper van de goden die zich ook vaak met vleugels verplaatste. De caduceus is ook een populair symbool in de heraldiek.

[bron: https--historiek.net/de-god-asclepius-en-de-esculaap/139527]

--- Over (foto 2): Jan Schouten ---

Jan Schouten (Rotterdam, 5 januari 1906 - Gouda, 6 juni 1987) was een Nederlandse priester, schilder, museumdirecteur en (kunst)historicus.

Leven en werk

Schouten werd in 1906 in Rotterdam geboren als zoon van de schipper Adrianus Willem Schouten en Josina Johanna de Jong. Na zijn gymnasiumopleiding in Venlo trad hij in bij de orde van de paters Augustijnen en ging theologie en filosofie studeren in Nijmegen. Hij werd in 1934 tot priester gewijd en begon zijn loopbaan als godsdienstleraar in Eindhoven. Niet gelukkig met zijn beroepskeuze begon hij een nieuwe beroepsopleiding aan de Academie voor Beeldende Kunst in Tilburg. Hij trad uit zijn kloosterorde en vestigde zich in 1949 als beeldend kunstenaar in Gouda. In 1950 trouwde hij met Gertrudis Johanna Elisabeth van Luijtelaar. In 1955 maakte hij de overstap naar het conservatorschap van het toenmalige Catharina Gasthuis, het huidige Museum Gouda. In 1956 werd hij benoemd tot directeur van de Stedelijke Musea van Gouda. In 1959 studeerde hij af in de kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, een studie die hij combineerde met zijn baan als museumdirecteur. Zijn interesse voor de iconologie stimuleerde hem bij het schrijven van zijn proefschrift De slangestaf van Asklepios als symbool van de geneeskunde, waarop hij in 1963 promoveerde aan de Universiteit Leiden. Ook de geschiedenis van zijn woonplaats Gouda had zijn bijzondere belangstelling. Hij publiceerde een reeks van boeken over de geschiedenis van Gouda en over bijzondere Gouwenaren. Onder het pseudoniem Jan Hadris schreef hij een detective, met illustraties van zijn hand. Ook schreef hij Oogje zo maar een sprookje. Na zijn pensionering als museumdirecteur keerde Schouten terug naar zijn liefde, het schildersvak.

Schouten was lid van Arti et Amicitiae in Amsterdam. Hij was officier in de Orde van Oranje-Nassau. In 1986 kreeg hij de erepenning van de stad Gouda. Hij overleed in juni 1987 op 81-jarige leeftijd aan een hartaanval in het Bleulandziekenhuis in zijn woonplaats Gouda.

Schouten adviseerde ook musea in Suriname en de Nederlandse Antillen. Tijdens een van zijn reizen ontdekte hij het borstbeeld van Erasmus, gemaakt in 1950 door de beeldhouwer Hildo Krop. Het beeld was ontvreemd uit een museumtuin en deed dienst als vogelverschrikker in de rijstvelden in Suriname. Hij nam het mee terug naar Nederland. Het beeld werd in Gouda eerst bij de Agnietenkapel geplaatst. Sinds 2009 staat het beeld in het Vroesenpark bij de Sint-Janskerk.

Bibliografie (selectie)

  • De geschiedenis van een Hollandse stad: geschreven voor Goudse jongens en meisjes
  • Gouda, 's-Gravenhage, 1960
  • De slangestaf van Asklepios als symbool van de geneeskunde, Utrecht, 1963 (proefschrift universiteit van Leiden, een tweede druk hiervan werd uitgebracht door Koninklijke Pharmaceutische Fabrieken v/h Brocades-Stheeman & Pharmacia)
  • Het pentagram als medisch teken: een iconologische studie, 's-Gravenhage, 1966
  • The rod and serpent of Asklepios: symbol of medicine, Amsterdam 1967 (vertaling van zijn proefschrift De slangestaf van Asklepios, symbool der geneeskunde door M.E. Hollander)
  • The pentagram as a medical symbol: an iconological study, Nieuwkoop, 1968 (vertaling van Het pentagram als medisch teken door M.E. Hollander)
  • Stijlkamers in Nederland, Amsterdam, 1968
  • Gouda, vroeger en nu, Bussum, 1969
  • Zo zag Gouda eruit, Alphen aan den Rijn, 1970
  • Zo zagen zij Gouda, Alphen aan den Rijn, 1971
  • Homobonus en de oude meesters, Gouda 1974 (een detective die hij schreef onder het pseudoniem Jan Hadris en die hijzelf illustreerde)
  • Oogje, zo maar een sprookje voor iedereen, Alphen aan den Rijn, 1977 met eigen illustraties
  • Gouda, Handwijzer (drie delen de St. Jan en de Goudse glazen, het Catharinagasthuis en de belangrijkste monumenten), 1975
  • Gouda van sluis tot sluis : de geschiedenis van Gouda in de negentiende eeuw, 's-Gravenhage, 1977
  • Gouda door de eeuwen, Alphen aan den Rijn, 1977
  • Gouda, tekeningen en prenten, Alphen aan den Rijn, 1978
  • Ook dit is Gouda: twaalf tekeningen van Dr. Jan Schouten, Alphen aan den Rijn, 1980 (met tekst van Theo de Jong)
  • Wie waren zij?: een reeks van Goudse mannen en vrouwen, die men niet mag vergeten, Alphen aan den Rijn, 1980
  • Uit Gouda's verleden, Gouda, 1982
  • De honderdjarige Goudse Waterleiding Maatschappij nv: 1883-1983, Gouda, 1983

Over Schouten:

  • Thoben, Peter (samenst.) Jan Schouten 1906-1987: van pater-kunstenaar tot museumdirecteur, Eindhoven, 2006 (ter gelegenheid van een tentoonstelling in Museum Kempenland Eindhoven)

[bron: wikipedia]

Zeventig jaar Goudse pijpen in de Goudse musea

Jaar van uitgave: 2008
Uitgever: Stichting Pijpenkabinet
Beschrijving: De geschiedenis van het Pijpen- en Aardewerkmuseum "De Moriaan" van voor de start tot in deze eeuw.

Dit jaar is het zeventig jaar geleden dat in Gouda een gespecialiseerd museum voor pijpen, aardewerk en tegels opende. Het museum werd in 1938 gevestigd in een prachtig historisch pand aan de Westhaven in Gouda, dat vanouds de naam De Moriaan draagt. Medio juli van het afgelopen jaar kopte de lokale Goudse krant dat de nieuwe pijpenpresentatie in Gouda gereed was (afb. 1).[1] Een expositie die niet langer was ondergebracht in het vertrouwde pand op de Westhaven, maar nu in het hoofdgebouw Het Catharina Gasthuis. Een bezoek aan de nieuwe presentatie is aanleiding terug te blikken op zeventig jaar pijpenpresentatie in Gouda. Een reflectie over voorbije decennia waarin museale veranderingen elkaar steeds sneller opvolgden. In dit artikel wordt de verzamellijn gevolgd en komen de verschillende presentaties ter sprake, steeds in het licht van de directie en hun interesse. Het is een geschiedenis van de museale belangstelling voor een hoofdnijverheid in een provincieplaats en de wijze waarop die voor het publiek werd en wordt gepresenteerd.

Voorgeschiedenis

...

De fase Helbers

...

Verzamelbeleid uit het inventarisboek

...

Een nieuwe directeur

De plaats van Helbers wordt in 1957 door Schouten ingenomen, doctor Jan Schouten, een veelzijdige persoon. Burgemeester James verkiest hem boven talloze andere kandidaten waaronder publicist en tabaksverzamelaar Georg Brongers. In tegenstelling tot Helbers was Schouten geen directeur met een grote stimulans voor presentatie; binnen de musea bracht hij weinig verandering. Uiteraard lag dat ook in de tijd besloten, de jaren vijftig waren jaren van wederopbouw en zuinigheid. Voor cultuur en geschiedenis was minimaal ruimte en zeker nauwelijks budget. In die tijd bestond er nog een geweldig verschil tussen de directeur die tevens conservator was en het museumpersoneel, de zogenaamde bediendes. De wetenschappelijk georiënteerde Schouten was voor het personeel geen aanspreekbare persoon. Schouten manifesteerde zich van achter zijn bureau en daar zou hij zijn carrière slijten, vooral verdienstelijk voor de stadsgeschiedenis en de talloze kunstliefdes die hij koesterde.

Directeur Schouten hield zich niet actief bezig met het bijeenbrengen van museumobjecten en zeker niet van voorwerpen over de stedelijke nijverheid laat staan de pijpenmakerij. Dat zien we ook in het meergeciteerde inventarisboek terug, het register van inkomende en uitgaande stukken dat nog altijd werd bijgehouden.[24] Op het gebied van de pijpennijverheid werden wel voorwerpen aangepakt wanneer die aan de museumbalie werden aangeboden, maar de aankoop van iets spraakmakends vindt niet plaats. De expositie in De Moriaan veranderde nauwelijks en achter de schermen werd er met het materiaal niets gedaan. Ook naar het publiek toe ging van het museum weinig stimulans uit. Toen ik het museum aan het begin van de jaren 1970 een brief schreef om meer over de pijpencollectie te weten te komen, kreeg ik als antwoord dat het museum veel materiaal bezat, maar dat het niet voor bezoekers toegankelijk was.

Het beheer van museum De Moriaan werd in die periode door het echtpaar Binnendijk verzorgd, dat in het bovenhuis woonde. Bezoekers konden op vastgestelde tijden aan de bel trekken en mevrouw deed dan open voor een rondleiding. Dat eerste bezoek dat ik er bracht kan ik mij nog goed herinneren (afb. 7). Jongen van zestien, net geboeid geraakt door het onderwerp, we schrijven zomer 1970. Een strenge mevrouw met donker haar, statig dat wel en vooral onverbiddelijk. Wanneer ik mijn jas ophang en een bloknootje tevoorschijn trek om misschien wat te noteren wordt mij dat resoluut verboden. Wel kijken, niet schrijven! De persoonlijke rondleiding onder toezicht was een ervaring, zij het verstoken van enig historisch fundament, al wist ik zelf toen ook niet veel beter.

Dat de presentatie zelf en de getoonde voorwerpen niet de historische perfectie hadden, deed er in die periode niet zo toe. In een vergelijk met veel andere Nederlandse musea en oudheidkamers kon De Moriaan de toets doorstaan. De professionalisering van het museumvak had in de jaren zestig en zeventig nog nauwelijks ingezet. In die fase gold het tentoonstellen van de voorwerpen uit het verleden als belangrijkste taak. Het educatieve aspect was minder van belang dan het verstrooiende recreatieve karakter. Bij de meeste musea was de verzameldoelstelling nog niet geformuleerd en een smaak toegespitst op de ultieme objecten was in die tijd nog geen streven. Men toonde het bezit en daarmee af.

De periode van Schouten loopt van 1957 tot 1976, het jaar van zijn pensionering. Bij zijn vertrek is de situatie in De Moriaan niet zo veel anders dan bij zijn komst. De verbouwingen van Helbers en diens inrichtingen waren wat dichtgeslibd, maar nauwelijks verbeterd. Het aspect rariteitenkabinet had zijn hoogste niveau bereikt. De educatieve factor kwam niet verder dan de enkele kartonnen kaartjes met getypte objectteksten waarvan de inhoud vaak discutabel was. Alleen op de turfzolder was de presentatie wat publieksvriendelijker. De individuele bezoeker kwam het niveau van de verwondering niet te boven, zeker niet onder leiding van mevrouw of mijnheer Binnendijk. Anders was het met de groepsrondleidingen, daarbij werden de bezoekers wèl in de watten gelegd. Op maat gesneden praatjes doorspekt met anekdotes en spreekwoorden werden afgedraaid om het verleden te beleven. Het vertrek van Jan Schouten valt bijna samen met de verhuizing van het echtpaar Binnendijk uit De Moriaan. Zij waren de laatste bewoners van het pand. Kort daarop wordt eindelijk het hele gebouw museum: hun woonvertrek wordt expositie, hun slaapkamer depot.

Van directeur naar directrice

...

Don Duco [bron: https--pipemuseum.nl/nl/article/zeventig-jaar-goudse-pijpen-in-de-goudse-musea]

J. Schouten [2018-06-28]

Omdat mijn lieve nicht Tilly vanuit Amerika met stelligheid meldde dat het schilderijtje van mijn vorige post gesigneerd is door J. Schouten, ben ik toch maar doorgegaan met zoeken op dat spoor. Mijn "Scheen" (een groot cadeau van mijn even grote broer Frans) noemt nogal wat mensen met de achternaam Schouten (15 stuks).
Omdat het werkje gedateerd is op 1923 vallen er wel een aantal af omdat zij dat jaar niet actief waren. Enkelen waren dan al dood en anderen waren veel te jong of nog niet geboren. Al met al blijven er maar drie over:

  • Jan (Johannes Lourens) Schouten, 1852 - 1960
  • Jan Schouten, 1906 - 1987
  • Jacobus Cornelis Schouten 1901 - 1986

De eerste is de bekendste. Hij was bouwkundige en glazenier, maar heeft ook geschilderd. Zijn faam ontleent hij vooral aan de gebrandschilderde ramen voor de grote kerk in Gouda. Zijn atelier in Delft is nu het Jan Schoutenhuis. Maar uit de beschrijving van zijn werk vind ik geen aanwijzing dat hij de schilder zou kunnen zijn van mijn onderwerp.

De tweede werd geboren in Rotterdam en was in 1923 pas 17 jaar. Daarmee valt hij nog net binnen de categorie kanshebbers, maar ik lees over hem dat hij portretten, stillevens en landschappen maakte. Ook maakte hij enkele "uitstekende" muurschilderingen. Behalve kunstenaar was hij ook priester en (kunst)historicus. Hij kreeg vooral betekenis omdat hij werd benoemd tot directeur van de Goudse musea waarbij hij zorgde voor een aanzienlijke uitbreiding van de collectie. In 1963 promoveerde hij tot doctor in de letteren en wijsbegeerte en was o.a. lid van Arti et Amicitiae in Amsterdam. Natuurlijk kan mijn schilderij een jeugdzonde van hem zijn geweest, maar gezien zijn loopbaan lijkt het mij onwaarschijnlijk.

De laatste werd geboren in Nijmegen en is overleden in Zoetermeer. Hij was leerling van "Kunstoefening" in Arnhem, waar hij les kreeg van o.a. J.H. Geerlings. Scheen en ook de RKD (rijksdienst voor kunsthistorische documentatie) vermeldt dat hij voornamelijk "zeeën, landschappen, bloemen en figuurstukken (deze in mindere mate)" heeft gemaakt.
Via Google kom ik er achter dat van hem ooit een schilderij is geveild bij het Notarishuis in Arnhem: Jacobus Cornelis Schouten (Nijmegen 1901-1986 Zoetermeer) - Woeste zee - doek - 48,5 x 48,5 cm - ges. r.o.en gedat. 1931. Helaas was daarbij geen afbeelding.

Ook vond ik een recensie in het Algemeen Handelsblad van 1 maart 1936 (zie Delpher)

Een tentoonstelling bij Kleijkamp in Den Haag op 28 februari 1936.

En dan moet men in de bovenzalen aan den anderen kant van de trap de schilderijen van dien jongen wildeman te gaan zien, die Jan Schouten heet. Permeke is er een salonschilder bij! Wat een wildheid, wat een ruwheid! Neen, dit is zeker nog geen kunst. Maar het is echt, het is stellig geen uiting van een zucht tot overdonderen. En dan is zulk wild werk van een zoo jong mensch ons bij voorbaat sympathiek en gaan wij vlijtig zoeken of er wat in zit. En er zit wat in! Die ruw gesmeerde zeeën golven en die vuilgeveegde schuiten schommelen en die paar bonkige huisjes zijn uit den grond gegroeid en men weet ze woningen van menschen die óók groeisels van dien grond zijn. 't Is allemaal onhandig en schichtig geschilderd. Maar het is gevoeld en... er is van dat gevoel al iets in uitgestort.

Laat Schouten maar wat uitdaveren. Van dezen "most" gelooven wij, schoon hij zich "ganz absurd gebärdet" te kunnen zeggen: "Er gibt zuletzt doch einen Wein".

Let op: De scribent heeft het over Jan Schouten. Maar misschien heeft hij dat gedacht omdat het gesigneerd was met J. Schouten. Zou dit dan toch de maker zijn van ook mijn schilderij? En waarom kan ik verder niets over hem vinden?

hanskwaster [bron: https--noggenblog.wordpress.com/2018/06/28/j-schouten]

Schouten, Jan (pseudoniem: Jan Hadris; Rotterdam 5 jan. 1906 - Gouda 6 juni 1987), priester, beeldend kunstenaar, kunsthistoricus, schrijver. Studeerde theologie en filosofie in Nijmegen, werd in 1934 tot priester gewijd en begon zijn loopbaan als godsdienstleraar in Eindhoven. Daarnaast volgde hij een opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Tilburg. In 1949 trad hij uit zijn kloosterorde en vestigde zich als (glas-) schilder in Gouda en werd daar in 1956 directeur van de stedelijke musea. In 1959 studeerde hij af in de kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Utrecht en promoveerde in 1963 aan de Rijksuniversiteit van Leiden. Van zijn publicaties noemen we: Gouda, vroeger en nu (1969), Gouda van sluis tot sluis (1977) en De honderdjarige Goudse Waterleidingmaatschappij N.V. 1883-1983 (1983). Ref.: NBK, P. Thoben, Jan Schouten 1906-1987: van pater-kunstenaar tot museumdirecteur (2006).

[bron: https--www.flevolandsgeheugen.nl/page/10472/jan-schouten]
Zoekertjesnummer: m2194989124