De belangrijkste componenten van een cel zijn het cytoplasma, de celkern, de mitochondriën, ribosomen en het endoplasmatisch reticulum. Het cytoplasma is de vloeistof waarin de celorganellen zich bevinden, de celkern bevat het DNA, en de mitochondriën zijn verantwoordelijk voor het produceren van energie.
Energie wordt geproduceerd in een cel via het proces van cellulaire ademhaling, waarbij glucose en zuurstof worden omgezet in ATP (adenosine trifosfaat). Dit gebeurt voornamelijk in de mitochondriën, die vaak worden aangeduid als de ‘krachtcentrales’ van de cel.
Celmembranen zijn cruciaal omdat ze de cel beschermen en de interne milieu van de cel scheiden van de externe omgeving. Ze reguleren ook de in- en uitstroom van stoffen, wat essentieel is voor de cel zijn functies en de homeostase.
Verschillende celtypen in het lichaam hebben unieke functies. Spiercellen zijn bijvoorbeeld gespecialiseerd in contractie en beweging, terwijl zenuwcellen signalen doorgeven. Dit specialisme stelt cellen in staat samen te werken in weefsels en organen, wat essentieel is voor de algehele werking van het lichaam.
Celbiologische processen beïnvloeden ziektes door veranderingen in celstructuur en -functie. Bijvoorbeeld, als cellen ongecontroleerd gaan delen, kan dit leiden tot kanker. Verder kunnen verstoringen in celcommunicatie leiden tot autoimmune aandoeningen.