De belangrijkste kenmerken van een mortier zijn zijn hoopvormige loop en de capaciteit om projectielen met een hoge boog te vuren. Mortieren zijn er in verschillende calibers, en meestal zijn ze draagbaar, wat betekent dat ze door een paar soldaten kunnen worden vervoerd. Ze hebben een bereik van enkele honderden meters tot enkele kilometers, afhankelijk van het type. De eenvoud en effectiviteit maken mortieren tot een waardevolle aanvulling voor infanterie-eenheden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden mortieren veelvuldig ingezet voor directe ondersteuning van grondtroepen. Ze kon ingezet worden tegen vijandelijke posities, versterkingen en voertuigen. Dit was cruciaal, vooral in de loopgravenoorlogen waarin de mogelijkheden voor directe aanval beperkt waren. Mortiers konden relatief snel verplaatst worden, waardoor ze flexibel waren in verschillende gevechtssituaties.
Een mortier verschilt van andere soorten artillerie door zijn korte loop en de manier waarop hij projectielen afvuurt. Terwijl kanonnen vaak voor directe schoten op lange afstand zijn ontworpen, schieten mortieren onder een grote hoek, wat het mogelijk maakt om obstakels of dekking te omzeilen. Dit maakt mortieren bijzonder effectief in dichtbevolkte gebieden waar andere vuurwapens niet effectief zijn.
Het zelf maken van een mortier is geen haalbare of veilige optie. Mortieren zijn complexe wapens die vereisen dat ze voldoen aan specifieke veiligheidsnormen en richtlijnen voor gebruik. Ze zijn ontworpen om onder hoge druk en temperatuur te werken, wat alleen mogelijk is met gespecialiseerde technieken en materialen. Het is belangrijk om te realiseren dat de productie en het gebruik van wapens streng gereguleerd zijn om de veiligheid van iedereen te waarborgen.
Tijdens de oorlog werden verschillende types mortieren gebruikt, waaronder de 60mm, 81mm en 120mm mortieren. Elk type had zijn eigen specifieke toepassingen en voordelen. De 60mm was licht en draagbaar, ideaal voor infanterie-eenheden, terwijl de 120mm meer kracht bood voor ondersteuningssteun op strategische locaties. Deze variatie in types zorgde ervoor dat eenheden konden kiezen welk type het beste paste bij hun tactische behoeften.