De floppy disk werd in de jaren 60 ontwikkeld door IBM. In het begin waren ze 8 inch groot. Tegen de jaren 80 waren de kleinere 5,25 inch en later de 3,5 inch op de markt. Deze laatste werd populair in de thuiscomputer wereld. Door de opkomst van harddrives en later USB-sticks, is de floppy disk langzaam in gebruik afgenomen.
In de tijd dat floppy disks populair waren, werden ze voornamelijk gebruikt voor datatransport en softwaredistributie. Ze dienden vaak als opstartschijven voor computers en bevatten belangrijke bestanden zoals documenten en afbeeldingen. Floppy disks maakten het mogelijk om gegevens eenvoudig tussen verschillende computers te delen.
Floppy disks zijn niet meer gebruikelijk omdat de technologie verouderd is. Ze bieden beperkte opslagcapaciteit en zijn traag in vergelijking met moderne opslagmedia zoals USB-sticks en externe harddisks. Daarnaast zijn de meeste computers tegenwoordig niet meer uitgerust met een floppy diskdrive, waardoor gebruik onmogelijk is.
Een floppy disk werkt door gebruik te maken van magnetische opslag. Binnenin de disk is een magnetische schijf die data opslaat door het in een bepaalde volgorde te magnetiseren. Wanneer je de disk in een floppy diskdrive plaatst, leest de leeskop deze gemagnetiseerde patronen en zet ze om in digitale gegevens die de computer kan begrijpen.
De grootste beperkingen van floppy disks zijn de beperkte opslagcapaciteit, die meestal niet meer dan 1,44 MB bedraagt, en de kwetsbaarheid van het materiaal. Floppy disks kunnen gemakkelijk beschadigd raken door fysieke schokken of magnetische velden, wat leidt tot gegevensverlies. Bovendien is de verbinding met moderne computers vaak niet meer mogelijk, wat ze onbruikbaar maakt voor de meeste gebruikers.