De belangrijkste redenen voor collaboratie tijdens de oorlog waren vaak persoonlijke belangen, ideologische overtuigingen en de hoop op voordeel of bescherming onder de nieuwe machthebbers. Voor sommigen was het een kwestie van overleven, terwijl anderen daadwerkelijk geloofden in de doelen van de bezetter.
Verschillende groepen mensen speelden een rol in de collaboratie, van gewone burgers tot politieke figuren en zelfs sommige leden van de elite. Sommige mensen verleenden actief steun aan de bezetter, terwijl anderen meer passief deelnamen, bijvoorbeeld door hun stilte te bewaren over de misstanden.
Na de oorlog werd collaboratie vaak met veel afschuw bekeken. Mensen die hadden samengewerkt met de vijand werden geschuwd en vaak strafrechtelijk vervolgd. De maatschappij moest zich hergroeperen en de vraag wie had gefaald en wie niet, leidde tot veel verdeeldheid.
Enkele voorbeelden van collaboratie zijn de samenwerking met de Nazi's door bepaalde politieke partijen in de bezette gebieden, evenals de betrokkenheid van individuen bij het verraad van onderduikers. Deze voorbeelden worden vaak uitgebreid besproken in historisch onderzoek en literatuur.
De collaboratie had aanzienlijke invloed op de relaties binnen de gemeenschap. Mensen die als collaborateur werden gezien, werden vaak verstoten of verafschuwd door hun buren en vrienden, wat leidde tot een breuk in sociale netwerken en het vertrouwen in elkaar.